Naast voorzegde pastorie stonden oudtijds in de richting der Diepstraat twee huizen, die eens het eigendom waren van Rutger, (zoon van Rutger Claeszn) van Griensven, den man van Hadewich van den Meerendonck, (dochter van Willem Goijarts) of wel van hunne kinderen; het eerste daarvan (het
| 57 |
Westwaarts staande) had hij in 1592 (Reg. n° 232 f. 362) gekocht voor zijne kinderen mr. Rogier, Maria en Agnes, van Daniel Willemszn van Empel; het ander (het Oostwaarts staande) had hij reeds in 1579 (Reg. n° 238 f. 88 vso) gekocht van de voogden over de onmondige kinderen van Nicolaus Janszn (de Quade ?) van Ravensteyn en Elisabeth, de dochter van mr. Willem Hancler; de beide huizen kwamen daarna aan genoemden mr. Rogier van Griensven, raad van den Bosch, die van zijne vrouw Josina van Amelroy eene dochter had, Hesther van Griensven genaamd, over wie nader. Mr. Rogier van Griensven voornoemd verkocht van deze beide huizen het W.-waarts staande 29 Mei 1615 (Reg. n° 287 f. 321) aan Thomas Michielszn en 11 Februari 1615 (Reg. n° 340 f. 187 vso) het Oostwaarts staande aan Jan Corneliszn, velleblooter; deze beide huizen werden echter vernaderd door zijne zuster Agnes van Griensven, echtgenoote van mr. Henrick Adriaanszn van der Aa. Nadat zij kinderloos was komen te overlijden verkochten hare erfgenamen het Oostwaarts staand huis 7 Januari 1647 (Reg. n° 427 f. 341) aan Geraert Aertsen (van Orthen), weduwnaar van Jenneken van der Aa in tocht en aan dezer kinderen in eigendom; de akte, waarbij dit geschiedde staat in haar geheel afgedrukt in Jhr. A. van der Does de Willebois Studieheurzen II p. 175, zoodat ik die hier niet behoef mede te deelen; alleen zij hierbij opgemerkt, dat daarin Herbert Herbertsen ten onrechte Simmerman geheeten wordt; in de origineele akte staat toch timmerman ter aanduiding van zijn beroep en dat voorts daarin op blz. 177 voor velleblooter abusievelijk gedrukt staat Velwetter. Genoemde echtelieden van Orthen hadden eene dochter Lysbeth, die huwde met Herbert Reinderszn van Meerwijk, en hem schonk eene dochter Maria van Meerwijk, welke trouwde met Henrick van Boxmeer, wien zij schonk drie kinderen 1), wier voogd, Petrus Franciscus van Beugen, dit huis 18 Augustus 1707 (Reg. n° 520 f. 326) voor hen verkocht aan Johannes Onverveert, burger van den Bosch. | 58 |
Onmiddellijk naast dit laatstbedoeld huis stond het huys van Gemert.
Den 27 Juli 1426 (Reg. n° 23 f. 157 vso) werd bet door de Commanderij van Gemert der Duitsche Orde gekocht bij eene akte, die luidt als volgt:
Zybertus de Hoculem quoddam domistadium cum edificiis, in eodem domistadio consistentibus, quondam Theoderici, dicti Rover de Tephelen, situm in Buscoducis in vico, dicto die Dyepstraet, juxta locum, dictum Wijnmolenberch, inter hereditatem, dictam Anthonys Ghasthuys, ex uno et inter hereditatem Goeswini Steenwech, filii quondam Goeswini Steenwech, et ejus liberorum, ex alio, tendentem a dicto vico ad communem aquam, ibidem currentem, sibi cum attinentibus ejus domus et areae spectantem et... atque ubicunque locorum consistentem sive situm, - hereditarie supportavit Johanni Sampson ad opus domini Ywani de Cortenbach, commendatarii baliviae dominorum, dictorum van den Duytschen Oerden, cum omnibus litteris...
Na dezen koop zal Hendrik van Eynatten, commandeur der Commanderij van Gemert, die in 1444 overleed, dit huis verbouwd hebben, wat hieruit valt op te maken, dat in den voorgevel daarvan stond zijn wapen, uitgevoerd in den 15en eeuwschen stijl; het berust thans in het museum der stad den Bosch en is afgebeeld in Jhr. A. van der Does de Willebois t.a.p. II blz. 81. Ongeveer twee eeuwen later en wel 8 Maart 1638 (Reg. n° 381 f. 159) verkocht mr. Dirck de Matheis, licentiaat in de rechten en secretaris van het dorp en vrijheerlijkheid Gemert, als gemachtigde van Caspar Ulrich van Hoensbroeck, ridder der Duitsche Orde en Commandeur van Gemert, het huis van Gemert aan Peter Wouterszn Donck, luitenant-wachtmeester en onder-majoor van den Bosch; diens weduwe Elisabeth 2), dochter van Adriaan Thielemanszn van
| 59 |
Diepenbeeck, verkocht het weder 22 Juni 1658 (Reg. n° 438 f. 252), als wanneer het werd gezegd te zijn: eene huysinge, aenliggende erffenisse ende timmeragien, gestaen ende gelegen op den Wintmolenberch in de Diepstraet tussen huys ende erve eertijts Gerits Gijsberts, nu de voorsr. wedue ex uno ende tussen huys ende erve der wedue mr. Henrick Adriaenszn van der Aa, ex alio, strechende voor van de gemeyne straet achterwaerts tot op der stadsvesten. Deze verkoop geschiedde in presentie en ten overstaan van Gerard Hamel Bruynincx, Jacob van Casteren, Gerard Tielemans, Laureyns van Berckel en Jacob Focanus, gecommitteerden der stad ten Bosch, aan mr. Cornelis van der Meerendonck, licentiaat in de rechten en raad van den Bosch, als regent der twee gasthuizen, door Hesther van Griensven bij haar testament gefundeerd en ten behoeve daarvan; op dezelfde wijze werd bij diezelfde akte door dezelfde verkoopster aan denzelfden kooper ten behoeve alsvoren ook nog verkocht eene poirte ende ledige erffve ter brete van 't naervolgende affdack ende staande ende liggende tussen de eerstgenoemde huysinge (het huis van Gemert n.l.) ende tussen de huysinge, gecomen van Gerit Gijsherts, met hetselve affdack aan de voors. eerstgenoemde huysinge getimmerte mitsgaeders seecker erff van den zydelmuer des voors. affdacks af regelrecht streckende op 't westereynde van de doirne hegge, aldaar staende neffens de noorderzydelmuere van den hoff, liggende achter de voirs eerstgenoemde huysinge, oistwaerts deselve doirne hegge streckende op der stadtsvesten, een waeterloop tussen beyde, met alnoch het erffve tussen de noortzyde der voirs. doirne hegge ex uno ende de voirs. noortzydelmuere ex alio liggende, met noch de waetertrap op het water daerteynden aencomende, streckende tot der stadts oude vesten toe als voirs; alles gesepareert ende affgenomen van de huysinge voir ende de erffven achter gecomen van den voirs. Gerart Gysherts ende den voirn. Peter Donck opgedragen in litteris, wesende van den date.... Laatstbedoelde huysinge, die in het begin der 16e eeuw toebehoorde aan Wouter van | 60 |
Bree 3) (Reg. n° 157 f. 154), was 9 Januari 1577 (Reg. n° 228 f. 33) door de voogden over Peter en Jan, onmondige kinderen van Leonard Strijbosch en Aleid van den Put Petrusdr, verkocht aan Robbert, zoon van Marcus de Confluentia, (van Coblentz), die ze 12 Januari 1580 (Reg. n° 242 f. 41), als wanneer ze gezegd werd te zijn: huis, poort, erf, plaats, bleekveld en achterhuis, gelegen aan den Windmolenberg tusschen het huis van den Commandeur van Gemert ex uno en dat der kinderen van Jan Arndszn van Schijndel, nu echter van Maria weduwe van Gerard Bacx, ex alio, zich van de Diepstraat tot aan het water achterwaarts uitstrekkende, - weder verkocht aan Wouter genaamd Welt, zoon van Rover Heymericxzn; diens zonen Jan en Bartholomeus verkochten ze in 1612 (Reg. n° 283 f. 311) aan Peter, zoon van Jan Janszn den mulder; 2 November 1630 (Reg. n° 333 f. 40) werd ze door Leonard, zoon van den messenmaker Willem Jacobszn van Oirschot, als man van Mariken, dochter van Wouter Claeszn van de Wyer, c.s. verkocht aan den vellenblooter Gerard, zoon van Gijsbert Gerardszn, en zijne zuster Mariken voor de 1/2 en aan Anneken weduwe van Michiel Gijsbertszn voor de andere 1/2; de geslachtsnaam van deze koopers was van den Ancker 4), zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 23 Maart 1641 (Reg. n° 384 f. 301), waarbij deze huysinge wederom verkocht werd; dit deden daarbij toch Gerard en Maryken, kinderen van wijlen Michiel (den zoon van Gijsbert Gerardszoon van den Ancker) en Anneken van den Berckenbosch 5); Adriaan Danckloffs als | 61 |
man van Magdalena, Jan Janszn van Wolfswinckel als man van Beatrix, Robbert van den Berckenbosch, Jan Degens en Jaspar Gast als voogden over Goijartken, Elisabeth en Michaeletta, onmondige kinderen van Michiel en Anneken voornoemd en Bernhard Lehardy als man van Jacomijntken, weduwe en erfgename van Reynder, zoon van Michiel en Anneken meergenoemd, voor 3/4 als erfgenamen van hunne voornoemde moeder Anneken en van hunne moei Mariken, dochter van Gijsbert Gerardszn, - alsmede genoemde Robbert van den Berckenbosch en Bernhard Lehardy als cessie hebbende van Gerard, zoon van dienzelfden Gijsbert Gerardszn voor 1/4; de huysinge werd daarbij omschreven als: eene poort en huis, met eenen grooten, schoenen tuin, voorheen geweest zijnde een bleekveld, tuin en achterhuis, staande en gelegen op den Windmolenberg tusschen het huis, dat eertijds was van den Commandeur van Gemert en nu is van Peter Donck, ex uno en het huis van Maria weduwe van Gerard Bacx en Rijk Janszn Raapcoeck ex alio zich van de Diepstraat achterwaarts uitstrekkende tot aan het water; kooper daarvan was toen de meergenoemde Peter Donck; diens voornoemde weduwe verkocht van voorbedoelden grooten, schoonen tuin 3 September 1658 (Reg. n° 414 f. 273 vso) ook nog de helft aan de gasthuizen, welke, als gezegd, door Hesther van Griensven bij haar testament waren gefundeerd en hare erfgenamen (van gezegde weduwe n.l.) verkochten voorts aan die beide gasthuizen in 1675 wat daaraan van gemelden tuin en daarbij behoorende poort en huis nog niet was verkocht geworden 6). Zoo was dan alles aangekocht wat noodig was om te verwezenlijken den uitersten wil van Hesther van Griensven 7), waarbij zij had bepaald, dat met de door haar daarvoor bestemde kapitalen zouden worden gefundeerd een gasthuis
| 62 |
voor vijftien arme oude mannen en een gasthuis voor zeven arme oude vrouwen, met bepaling tevens, dat haar erfgenaam voor elk van die gasthuizen zouden koopen eene bequaeme huizinge in Brabant onder 't gebiedt van den Coninck van Hispanien als Hertogh van Brabant; de Staten Generaal van de Republiek der Vereenigde Nederlanden verzetten zich echter tegen de naleving dezer bepaling, reden waarom Eugène Ambroise de Maldeghem 8), ridder, baron van Leyschot, die gehuwd was met Isabella Clara des Champs genaamd de Kesselaer, vrouwe van Marquette 9), de testamentaire erfgename van Hesther van Griensven, zich toen daarbij nederlegde onder voorwaarde, dat de Staten Generaal zijne vrouw zouden vrijwaren voor de nadeelige gevolgen, die er uit voor haar mochten voortspruiten, wanneer de Koning van Spanje haar zoude willen dwingen gezegde bepaling na te komen 10). Mr. Cornelis van den Meerendonck, een der executeurs van het testamentair van Hesther van Griensven, wilde daarop de beide gasthuizen oprichten in haar sterfhuis, dat in den Wolvenhoek stond 11), doch genoemde van Maldeghem verzette zich daartegen waarin de Staten Generaal hem den 15 September 1657 in het gelijk stelden op dezen in hunne resolutie van dien datum aangewezen grond 12) dat het niet alleen buyten den text van den testamente nemaer oock buyten de intentie van de testatrice soude sijn, indien men haer voorst, huys daer toe soude willen approprieeren ende dat mitsdien den voorsz. Baron van Leyschot daermede sal connen volstaen, dat hy tot het gebruyck in den voorsz. testamente aengewesen twee bequaeme huysen ingevolge syne presentatie coope ofte doet coopen, te meer | 63 |
alsoo huyten stijl ende manieren van doen wesen, dat in eene fraye stadt, een schoon huys, staende in een van de beste straten van deselve stad, een oude mannen gasthuys soude worden opgericht in conformité van het gesustineerde van voornd. Meerendonck, daer men gewoon is achter straeten daarmede te beneficeren.
Het was tengevolge van deze resolutie, dat, zooals hiervoren reeds is vermeld, in 1658 ten behoeve der beide door Hesther van Griensven gefondeerde gasthuizen het huis van Gemert en het daarnaast gelegen pand werd gekocht. Uit voormelde resolutie valt tevens op te maken, dat in 1657 de Windmolenbergstraat, waaronder de straten zijn te verstaan, welke destijds onder dezen naam alleen bekend waren, van eene voorname wijk, die zij voorheen was, reeds eene achterbuurt was geworden.
Na den aankoop van 1658 werden het huis van Gemert en het daarbij aangekocht pand ingericht tot de gasthuizen, door Hesther van Griensven voor oude mannen en vrouwen gesticht en zijn toen van weerszijden van het huis van Gemert twee poorten gemaakt, waarvan de eene diende tot toegang tot het oudmannenhuis en de andere tot toegang tot het oudvrouwenhuis, dat het eigenlijke maagdenhuis was, zooals het huis van Gemert later geheeten werd; boven de poorten werden alstoen geplaatst twee gedenksteenen, die afgebeeld zijn in het werk de Studiebeurzen II p, 82 en thans zijn gemetseld in een muur van de binnenplaats van het Bossche Stadhuis. Het oudmannenhuis werd in 1658 opgericht in het voorhuis van het huis van Gemert, het maagdenhuis in het achterhuis daarvan, dat tegen aan den Stadswal stond; bij de verbouwing van het huis van Gemert in 1787 is het oudvrouwen of maagdenhuis ook aan den voorkant daarvan gebracht en wel naast het oud mannenhuis; het huis van Gemert werd sedert dien het Maagdenhuis geheeten.
Onder goedkeuring van de Staten Generaal werd door van Maldeghem zoowel voor gezegd Mannen- als gemeld Vrouwengasthuis een reglement vastgesteld; deze beide regie-
| 64 |
menten staan ook in het werk over de Studiebeurzen II p. 55 en vlgd. afgedrukt. Om gezegde goedkeuring te kunnen erlangen had van Maldeghem in elk dier Reglementen de bepaling moeten opnemen, dat aan den bloedverwant van Hesther van Griensven, die administrateur en regent der beide gasthuizen zoude zijn, een persoon van de gereformeerde religie, daertoe by de Magistraet van den Bosch doch sonder eenich salaris aen te stellen, toegevoegd zoude worden, opdat er iemand zoude zijn om toe te zien, dat de personen van die religie in de gasthuysen sijnde, niet en werden onderdrukt 13), alsmede dat van de 15 verpleegden in het oud mannengasthuis ten minste tien sullen moeten wesen van de gereformeerde religie en van de 7 verpleegden in het oud vrouwengasthuis ten minste vier sullen moeten sijn van de waere Gereformeerde religie 14). Toen mr. Cornelis van den Meerendonck, die door de testatrice voor het eerst tot administrateur en regent harer beide gasthuizen benoemd was geworden, was komen te overlijden en van Maldeghem daarop tot zijnen opvolger had benoemd Herbert van Meerwijk Reindertszoon 15), die evenals van den Meerendonck een bloedverwant van haar was, gingen de Staten Generaal nog verder met zich te bemoeien met het bestuur der gezegde voor Katholieken opgerichte stichtingen door in 1671 die benoeming van onwaarde te verklaren enkel en alleen op grond, dat de benoemde den Katholieken godsdienst beleed en door voorts in zijne plaats te benoemen den Protestant mr. Hendrik van Breugel, zoon van Gerard Tielemans en Josina van Casteren en door deze laatste in de verte familie van de stichster 16). Zijn vader Gerard, die, zooals in Deel II p.
| 65 |
411 is gezegd, door het aannemen van den naam van Breugel zich reeds had willen indringen in de Katholieke familie van Breugel, en van de testatrice in het geheel geen bloed- doch slechts aanverwant was, had, ook al getracht zich in de administratie der beide gasthuizen in te dringen en er tevens van den Meerendonck uit te zetten, doch dit was hem, waarschijnlijk omdat hij geen bloedverwant der erflaatster was, niet gelukt 17). De opvolgers van mr. Hendrik van Breugel in het beheer der hierbedoelde gasthuizen waren ook allen Protestant, omdat het ingevolge de Resolutiën der Staten Generaal van 19 April 1651 en 5 October 1655 verboden was Papisten tot administrateur en regent dezer gasthuizen te benoemen.
Het gevolg van dit onverdraagzaam ingrijpen der Staten Generaal in de stichtingen van Hesther van Griensven was, zooals J.C.A. Hezenmans in zijn werk over 's Hertogenbosch blz. 165 schreef, dat na haar tot aan het jaar 1798 geen enkel Katholiek (behalve Catharina van Campen) nog iets aan eene der Bossche stichtingen vermaakte. Hoe de Staten Generaal verder nog willekeurig en onrechtmatig handelden ten aanzien van de hierbedoelde gasthuizen, vindt men vermeld in het werk over de Studiebeurzen II p. 20 en vlgd.
Deze beide gasthuizen ondergingen tengevolge van het Decreet van den Franschen Prefect van 1811 hetzelfde lot als bijna al de andere kleine oude mannen- en vrouwenhuizen, die men oudtijds in de gemeente den Bosch had. Deze heeft zich daarop het Maagdenhuis toegeëigend en dit in 1888 bij ruil overgedragen aan den Staat, die het vervolgens in 1889 geheel afbrak en een ander gebouw er voor in de plaats zette.
| 66 |
Noten | |
1. | Jhr. A. van der Does de Willebois t.a.p. II p. 129, 147 en 150. |
2. | Haar broeder was Adriaan van Diepenbeeck en diens vrouw Mariken N. (Reg. n° 344 f. 24). |
3. | Zijne dochters waren Agatha, echtgenoote van Nycolaus de Quade van Ravensteyn (wier kinderen waren Jacob en Hillegonda de Q. van R.) en Arnolda, de huisvrouw van Nycolaus Janszn van Delft, (Reg. n° 157 f. 154). |
4. | Zij ontleenden dien naam aan het huis het Zwart Anker, staande aan het eind der Hinthamerstraat te den Bosch, dat aan de van den Ancker's toebehoorde. |
5. | Cornelis Reynderszn van (den) Berckenbosch was in 1637 bakker te den Bosch. In 1668 worden de navolgende kinderen van wijlen de echtelieden Reinier van den Berckenbosch en Johanna Lintermans vermeld: Maria, huisvrouw van Eduard van Susteren; Geertruid, huisvrouw van Rogier van Boxmeer; Beatrix en Johanna, nog onmondig. (Reg. n° 448 f. 164) Men zie hunne genealogie in Taxandria XV p. 288. |
6. | Jhr. A. van der Does de Willebois Studiebeurzen II p. 82. |
7. | Zij overleed 14 December 1651. De kosten harer begrafenis zijn vermeld in Jhr. A. van den Does de Willebois Studiebeurzen II p. 39 en 40, alwaar ook eene afbeelding van hare grafzerk voorkomt. Haar testament is in dat werk afgedrukt op blz. 44 en vlgd. |
8. | Hij werd geboren 19 Januari 1627 uit het huwelijk van Philippe van Maldeghem, geboren 25 Augustus 1604, en Marie Sebastienne Barrea. |
9. | Zij was de oudste dochter van Jean des Champs genaamd de Kesselaer (zoon van Jean des Champs en Ursule de Kesselaer) en Madeleine-Livine Micault. Men zie verder l'Indicateur généal. herald, et biographique 2e Annéé p. 90. |
10. | Tijdschrift van Sassen van N. Brab. Gesch., Taal en Letterkunde III p. 13. |
11. | Men zie hierover Deel II p. 77. |
12. | Tijdschrift alsvoren III p. 17. |
13. | Resolutie van de Staten Generaal van 15 Sept. 1657 (Tijdschrift van Sassen voormeld III p. 19.) |
14. | Men zie hierover de Resoluties van de Magistraat van den Bosch van 5 Dec. 1716 en 5 Juli 1736. |
15. | Hij was niet de stamvader van de thans nog te den Bosch bloeiende familie van Meerwijk. Zie Jhr. A. van der Does de Willebois Studiebeurzen II p. 145 en vlgd. |
16. | Jhr. A. van der Does de Willebois Studiebeurzen II p. 101 en Taxandria XIX p. 199 en vlgd. |
17. | Jhr. A. van der Does de Willebois Studiebeurzen II p. 14. |